De Grote Drie Kijk je naar de geschiedenis van de Commodore, dan kun je niet om de Commodore 64 heen. Het is de ultieme kampioen onder de 8-bits home computers. Deze werd voorafgegaan door de eveneens populaire VIC-20 en opgevolgd door de succesvolle Commodore Amiga. Voor het gemak noem ik ze even: de Grote Drie. Ja, bewust met hoofdletters. Ik denk dat iedereen die ook maar iets heeft met computers en / of games, ten minste één van deze drie commodore computers kan noemen. In de meeste gevallen zal het de Commodore 64 zijn. Door een agressief beleid op prijs en geholpen door de muzikale talenten van de destijds unieke SID geluidschip, werd de Commodore 64 de best verkochte home computer van zijn tijd. Nog altijd heeft de C64 het record van best verkochte computer model. Veel bedrijven bleven hun apparaten verder ontwikkelen en brachten relatief snel nieuwe en verbeterde varianten op de markt. Iets wat we vandaag de dag nog steeds zien in de pc markt. Ook commodore zelf deed hier aan mee. De eerste Amiga, de Amiga 1000, werd al in 1985 op de markt gebracht. De commodore 64 bleef echter nog populair, in Europa zelfs nog tot in de vroege jaren 90. Wat hierbij enorm hielp was dat de prijs van de Commodore 64 was gezakt tot zo'n 15%-20% van de oorspronkelijke prijs bij de release. Gelijk met deze prijsdalingen, daalde ook de kostprijs, waardoor de C64 nog altijd winstgevend was. Tot groot ongenoegen van de hoge heren binnen Commodore trouwens, die hun klanten liever zagen overstappen op de modernere en winstgevendere Amiga. Naast de prijs was er de enorme library aan C64 games (naar schatting meer dan 10.000 titels!), die vaak ook nog onderling gratis gekopieerd werden. Dan is het overduidelijk waarom deze computer ontzettend lang ontzettend populair bleef. IBM De Commodore is wat je noemt een gesloten systeem. Wat zoveel wil zeggen als dat een bedrijf niet openlijk uitlegt hoe een systeem is gebouwd. Natuurlijk is er zoiets als reverse engineering, waardoor iemand aan de hand van een eindproduct terug gaat redeneren hoe dit product gemaakt is. Dit was echter voor de Commodore 64 niet interessant. Commodore was tevens eigenaar van MOS Technology, wat betekende dat ze chips goedkoop konden inkopen bij een eigen onderneming. De prijs van een C64 was dermate laag, dat het vrijwel onmogelijk was om een goedkopere kloon te maken. Dit ging heel anders met de systemen van IBM. In 1981 brengen zij hun eerste personal computer op de markt. Direct vanaf het begin publiceren zij alle gegevens van de architectuur. Ze nodigen vrijwel letterlijk third party leveranciers uit om hardware toe te voegen aan hun systeem. Ook kiezen zij er voor om bijvoorbeeld een licentie van Microsoft's Basic te verkrijgen. Ten slotte waren er op dat moment al miljoenen gebruikers van deze taal. De IBM personal computer oogt ook écht als een persoonlijke computer en was klein en relatief handzaam van formaat. Deze computer werd vervolgens opgebouwd met producten van andere leveranciers. Je moest een pc aanschaffen en hem vervolgens nog zelf 'afmaken', alvorens je er werkelijk mee aan de slag kon gaan. De IBM PC was direct vanaf de start een groot succes. Een grote factor in deze was de voor die tijd overweldigende 640K aan geheugen. En nee, dit is geen tikfoutje. Daar waar de Commodore 64 groot is geworden met 64K, bood een IBM PC letterlijk het tienvoudige aan intern geheugen! Twee aparte werelden Hoewel ze beide een vergelijkbaar product op de markt brachten, was er een wereld van verschil. De Commodore 64 had een gesloten structuur, een lage prijs en vond vooral veel aftrek onder gamers en hobbyisten. De IBM daarentegen had een open structuur, een hogere prijs en werd vooral gezien als een business machine. De IBM kwam op de markt in 1981 en een jaar later volgde de Commodore 64. De Commodore 64 bood direct veel meer mogelijkheden. Een systeem met beeld in kleur, welke ook nog eens op een gewone tv kon worden afgespeeld. Superieur op het gebied van geluid, waar het zelfs de strijd met de arcades makkelijk aan kon. Ideaal voor de mensen die een computer vooral zagen als een vorm van vermaak. Een IBM PC uit de begin periode was vooral een kaal apparaat, waar je verstand van moest hebben om er goed gebruik van te kunnen maken. In de begin tijd was er een monochroom beeld, later opgevolgd door de vier kenmerkende kleuren van het CGA palet. Het systeem werd door zijn rekenkracht en extreem grote interne geheugen vooral opgepikt door de zakelijke markt. De IBM PC werd in speciaalzaken verkocht, daar waar je een Commodore 64 vrijwel óveral kon kopen. Denk aan speelgoedwinkels, supermarkten, discounters. Daar waar IBM PC als doel had 250.000 exemplaren per jaar te verkopen, verkocht Commodore miljoenen van hun C64. De agressieve strategie van Commodore was zeer succesvol, wat resulteerde in veel ondersteuning op software gebied, wat zoals gezegd een groot effect had op de levensduur van de C64. Hoewel beide systemen technisch gezien concurrenten van elkaar waren, opereerden ze met name in twee verschillende werelden. Compatibiliteit Compatibiliteit, dat is nogal een dingetje. Commodore bracht na de Commodore 64 een Commodore 128 uit. Een verdubbeling van het geheugen. Maar er was vrijwel niemand die software uitbracht die daadwerkelijk gebruik maakte van de extra mogelijkheden. Waarom zou iemand software produceren voor een 128k systeem waar er relatief maar weinig van waren? Deze software zou niet kunnen werken op een 64K systeem. En daar waren er inmiddels miljoenen van verkocht! Dit besef was er bij de ontwerpers ook, die zelfs een complete C64 modus aan het systeem hadden toegevoegd! De opvolger, de Amiga, werd redelijk succesvol, maar dit systeem was dan weer niet compatible met de Commodore 64 software. Hoe anders is dit voor de IBM PC's! In 1985 bracht het bedrijf de PC AT op de markt. Deze had een nieuwere processor en een groter geheugen. Het was de opvolger van de XT computers. De architectuur van beide systemen waren echter gelijk. De chips van beide systemen waren zelfs onderling uitwisselbaar. Het was dus een kwestie van het plaatsen van verbeterde chips, die de prestaties verbeterden. Deze nieuwe computer was daardoor wel volledig compatible met eerdere systemen. Hetzelfde geldt ook voor hard- en software. Door de open structuur was de IBM PC gevoelig voor klonen. Wat uiteindelijk ook snel zou gaan gebeuren. Binnen een jaar werd de eerste kloon op de markt gebracht. In deze begin tijd was het begrip kloon wel een relatief begrip, want niet alle hard- en software was één op één compatible. In de ontwikkeling van de IBM PC, ontwikkelde de klonen zich mee. Uiteindelijk groeit het uit tot één markt. Alle hard- en software werd uitwisselbaar en was op alle systemen te gebruiken. IBM heeft dan wellicht de standaard gezet, maar verliest steeds meer marktaandeel aan andere bedrijven die vrijwel hetzelfde product maken. In het midden van de jaren 90 wordt de term IBM Compatible ook steeds minder gebruikt. Intel komt steeds meer op de voorgrond te staan en Microsoft Windows wordt de marktleider op het gebied van besturingssystemen. De Wintel fase gaat van start. De term personal computer wordt vervolgens de term die men gebruikt voor een computer met het Windows besturingssysteem. En hoewel PC inmiddels een op zich zelf staande term is, is elke hedendaagse PC een directe afstammeling van de eerste "IBM PC", net als elke "IBM-compatible". Wist je dat je op je huidige pc een (oud) computerprogramma kan downloaden, met behulp van een usb-floppydrive op een diskette kunt zetten en deze vervolgens gewoon kunt aflezen in een vroeg MS DOS systeem? Natuurlijk zijn de PC's doorontwikkeld en zijn er nieuwe standaarden in gebruik genomen. Maar de standaarden die er zijn, worden door elke producent omarmt, waardoor hardware ook vandaag de dag uitgewisseld kan worden. Een PCI-slot blijft een PCI-slot, welke PC je dan ook openschroeft. Een PCI-kaart zal dan ook op elke PC met een geschikt uitbreidingsslot werken. Commodore PC Series Commodore is inmiddels dus succesvol met zijn eigen Commodore 64, maar ziet ook de successen van andere bedrijven. Waaronder IBM. Iets wat veel mensen niet weten, is dat Commodore een eigen serie van IBM-compatibles op de markt heeft gebracht. Maar laten we bij het begin beginnen. Commodore wordt in de jaren 70 groot met het maken van rekenmachines. Maar deze rekenmachines werden steeds geavanceerder. Chips zijn hard nodig, maar worden ook steeds schaarser. In een zoektocht naar nieuwe chips, besluit Commodore chip-fabrikanten over te nemen, om zo hun aanvoer veilig te stellen. Commodore komt onder andere uit bij MOS Technology, wat door Commodore wordt aangekocht. Het is een bedrijf dat chips voor rekenmachines maakt. Maar ze doen meer en zijn inmiddels ook al bezig hield met andere chips. Zo werd bijvoorbeeld een schaakcomputer op de markt gebracht met een speciale chip gemaakt door MOS, de 6504 chip. De belangrijkste chip van het moment was echter de 6502 chip. Dit was een 8-bits microprocessor, die aan het hoofd van Commodore Jack Tramiel werd gedemonstreert met een prototype van een computer. Deze 6502 chip zou voor Commodore later van groot belang worden. Medewerkers van MOS weten Jack Tramiel, er van te overtuigen dat rekenmachines zullen worden vervangen door computers. Niet lang daarna kondigt Commodore een nieuwe computer aan: De Commodore PET. Dit systeem werd redelijk populair op scholen en was voor die tijd een goede en betrouwbare computer in een stevige metalen behuizing. Het was echter niet het soort apparaat wat men voor thuis zou aanschaffen. Op basis van dezelfde 6502 chip wordt daarom de VIC-20 gemaakt. Een handzaam en betaalbaar apparaat voor thuis. Op deze manier kon Commodore twee markten bedienen. De PET blijft als zakelijke machine populair en er wordt doorontwikkeld. Ondanks het succes van de Commodore VIC-20 en de 64 wordt de zakelijke markt niet vergeten. Het idee ontstaat om de PET-lijn door te ontwikkelen en compatible te maken met MS-DOS. Uiteindelijk wordt er besloten om de IBM architectuur simpelweg te gaan klonen. Wat er vervolgens ontstaat is de Commodore PC Series, een serie computers met, met uitzondering van de Commodore Colt, nogal voorspelbare namen: De PC-1, PC-5, PC-10, PC-20, enfin, je hebt wel een idee hoe dit verder gaat! Technische hoogstandjes In de nummering van de PC's zit geen duidelijke logica. Je kunt er niet duidelijk uit afleiden wanneer het apparaat op de markt is gebracht. Wel is het zo dat Commodore de computers daadwerkelijk zelf heeft gemaakt. Er werden namelijk chips van MOS Technology gebruikt in de systemen. En wat ook niet standaard was voor IBM-Compatibles, was dat het mogelijk was om een Amiga muis aan te sluiten, bijvoorbeeld op de PC-1 en de PC-20, met behulp van een specifieke poort die je niet op andere system terug zult vinden. Het is trouwens zo dat een aantal systemen bij het opstarten het zelfde geluid lieten horen als de Commodore PET! Als je dieper gaat kijken, kun je zien dat zeker de eerste Commodore PC's technische hoogstandjes waren. Veel zaken, zoals bijvoorbeeld de floppy disk controller, waren al geïntegreerd op het moederbord. Iets wat IBM in die tijd zelf nog niet eens deed. Verder kon je een PC-10, oorspronkelijk zonder hard drive, uitbreiden met een harddrive in de vorm van een ISA-kaart. Deze kaart was lang en bevatte een fysieke hard drive, die je als geheel in één van de ISA-sloten kon plaatsen. Besef dat de PC-10 een XT systeem was, waarbij een harde schijf verre van standaard was! Opstarten van een systeem deed je met een bootable floppy disk, welke je bij het opstarten in de disk drive moest hebben zitten. Na het opstarten kon je de disk wisselen met een andere gegevens disk. Zo kon je software gewoon starten, maar zodra je de software afsloot, werd er weer gevraagd naar de floppy disk met daarop het bestand 'command.com'. Weer omwisselen dus. Misschien een mooi moment om je te realiseren dat destijds een geheel besturingssysteem op één enkele floppy disk paste. De PC-10 bevatte een geavanceerde grafische kaart van ATI. Deze kon software monochrome weergeven, of in de standaard van die tijd: CGA. Maar er was nog een derde mogelijkheid: Plantronics Colorplus! Ooit van gehoord? Vast niet. En dat is begrijpelijk. Het was een methode die vergelijkbaar presteerde als de dure EGA standaard, echter waren er vrijwel geen computers die de mogelijkheid hadden om Plantronics te gebruiken. Dit betekende in de praktijk dat er dus vrijwel geen software voor uitgebracht werd. Deze software zou dan niet meer compatible zijn met álle gangbare ICM-Compatibles van zijn tijd. Het is in die zin vergelijkbaar met de release van de Commodore 128. Je kunt eindeloos opties en mogelijkheden toevoegen, maar als niemand ze gebruikt zijn ze vrijwel nutteloos. Dus hoewel de Commodore pc's voor hun tijd zeker geavanceerd waren, waren deze technische snufjes voor de meeste mensen niet zichtbaar. Voetnoot
De personal computers van Commodore waren echter dus wel van degelijke kwaliteit en worden gezien als stabiele en betrouwbare machines. Maar ze zijn echter niet onderscheidend genoeg en leunen vooral op de naam Commodore. Hoewel de Commodore PC serie winstgevend is, wordt Commodore geen dominante factor in het IBM Compatible landschap. De verkopen zijn zeker niet slecht en zeker in Europa worden de machines goed verkocht. Met de PC-1 krijgt Europa zelfs een exclusieve variant die alleen hier op de markt wordt gebracht. Het is een klein, gesloten systeem, dat draait op MS-DOS 3.2. Lage kostprijs, maar moeilijk uit te breiden, waardoor het wordt vaak ook niet gezien wordt als een volledige kloon. De overige systemen zijn echter zonder uitzondering wel volwaardige klonen en bieden bijvoorbeeld net als de IBM PC's vijf ISA uitbreidingssloten. Hard- en software is vrijwel volledig compatible. Uiteindelijk blijven de op MS-DOS gebaseerde apparaten van Commodore slechts een voetnoot in de historie van zowel de IBM Compatibles, als de historie van Commodore zelf. Begin jaren 90 ontwikkelt de personal computer zich snel. Sneller dan alle andere takken en worden de op Windows gebaseerde systemen de nieuwe standaard. VGA doet zijn intrede, alsmede de ontwikkeling van geluidskaarten. Alle troeven die de Commodore met de C64 had, worden achterhaald. Commodore kan hierdoor niet langer leunen op de C64 en zelfs niet op de Amiga, maar heeft ook geen nieuwe technologieën om de concurrentiestrijd met de PC aan te gaan. Tot aan het einde van het bedrijf blijft Commodore met enig succes IBM Compatibles verkopen. En ondanks het feit dat deze tak winstgevend was, was dit bij lange na niet voldoende om het bedrijf in leven te houden. In 1994 viel dan ook definitief het doek voor Commodore.
0 Reacties
Holy Grails Het is een term die vaak wordt gebruikt om de meest obscure objecten in (retro) gaming te omschrijven. In de meeste gevallen gaat het dan om onbereikbare zaken. Zeldzame prototypes of consoles met een ernstig gelimiteerde oplage. En natuurlijk zijn dat bijzondere objecten, die elke verzamelaar aan zijn collectie zou willen toevoegen. Maar helaas zijn dergelijke items nauwelijks bereikbaar voor de gewone verzamelaar. Dat wil echter niet zeggen dat we geen persoonlijke heilige gralen kunnen hebben. Iets wat wellicht wat moeilijker te vinden is, maar niet onbereikbaar. Iets wat wellicht niet heel goedkoop zal zijn, maar zeker niet onbetaalbaar. Vanuit deze gedachten laat ik jullie hieronder mijn eigen, persoonlijk top 5 van heilige gralen zien! Nummer 5: Nintendo Gameboy Advance SP - AGS101 De komst van de Gameboy Advance betekende dat er voor het éérst een 32 bits handheld op de markt was. Natuurlijk was iedereen enthousiast. Maar ondanks dat het een krachtig apparaat was, bleef er een groot nadeel aan het apparaat. Een nadeel dat er vanaf de Gameboy Classic al was: het scherm. Ook met de Gameboy Advance was het zoeken naar een lamp, zodat je fatsoenlijk kon spelen. Hoe blij was het publiek dan ook met de komst van de Advance SP! Het kon door het apparaat zelf verlicht worden! Dit betekende dat je ook in donkere ruimtes tóch kon spelen. Je bent blij en hebt natuurlijk geen referentiemateriaal. Maar het kon nog beter! Het scherm was frontlit: het scherm wordt verlicht vanaf de voorzijde. Voor Nintendo was dit echter niet genoeg en er kwam een verbeterde versie. Dit keer was het scherm backlit. Front, back, what's the difference, zou je misschien denken? Maar de kwaliteit van het scherm ging in grote stappen vooruit. In Europa werden deze AGS-101 modellen in 2006 op de markt gebracht, een jaar na de release van de Nintendo DS (toen nog met GBA backward compatibility). Om deze reden zijn er van deze variant geen grote hoeveelheden verkocht. Ze zijn tegenwoordig dan ook geen gemeengoed. Nummer 4: Philips Videopac G7200 De Videopac G7000 spelcomputer is de eerste spelcomputer die we bij ons thuis hadden. Als jonge jongen ontzettend veel plezier mee beleeft, maar ook nu is het nog steeds één van mijn favoriete consoles. Deze spelcomputer in Noord-Amerika uitgebracht als de Magnavox Odyssey 2, maar er zijn veel meer varianten (in licentie vorm) uitgebracht. Concentreren we ons op onze lokale markt, dan zijn er drie varianten belangrijk. Natuurlijk de originele Philips Videopac G7000, de update console Videopac G7400 en als laatste een vreemde eend in de bijt: de G7200. Dat een systeem een update krijgt is niet vreemd. De G7400 is een console met net iets betere specs. De nieuwere cartridges droegen een '+' logo en vertoonden geplaatst in een G7400 betere graphics. De G7200 is echter geen update, maar een apparaat op zich. Qua werking is het systeem exact hetzelfde als een reguliere G7000, maar dan met het grote verschil dat er een monitor in het apparaat is ingebouwd. De monitor is helaas wel zwart-wit, maar desondanks toch een gewild en zeker geen doorsnee apparaat. Nummer 3: Sega Game Gear White Ik heb altijd een fascinatie gehad voor handhelds. Vanaf de eerste keer dat ik een Gameboy in mijn handen had. Hoewel ik heel blij was met mijn Gameboy (ik herinner me zelfs de geur van de doos nog!), weet ik ook nog dat ik kwijlde bij de foto's van de Game Gear. Een kleurenscherm, wauw! Het heeft echter nog vele jaren geduurd voor ik zelf een game gear in mijn bezit had. Het is een schitterend apparaat met een erg toffe library aan games. De standaard kleur is natuurlijk donker grijs, en als je die veel in je handen hebt gehad, zijn andere kleuren natuurlijk een leuke maar enigszins vreemde gewaarwording. Er is natuurlijk geen grotere tegenstelling dan die met de kleur wit. De witte game gear is nooit in een winkel verkrijgbaar geweest. Er zijn 10.000 exemplaren van gemaakt en waren bestemd voor personeel en ontwikkelaars. Ze zaten in een schitterend koffertje met een tevens witte tv tuner. Daarnaast nog een oplader en zelfs zes batterijen! Een witte game gear is al moeilijk te vinden, maar een complete koffer is zeker een uitdaging. Nummer 2: Channel F System II De Fairchild Channel F zal altijd genoemd worden als het gaat om video games. Ondanks het feit dat het wellicht geen groot commercieël succes kende, was en blijft het voor altijd de allereerste video game console gebaseerd op een microprocessor, de eerste met verwisselbare cartridges en laten we ook niet de introductie van de pauze knop vergeten. Het is een uniek apparaat. Zoals gezegd, was het geen commercieel succes en na de komst van de Atari VCS verliet Fairchild al snel de wereld van de video games. In 1979 verkocht Fairchild de rechten van hun Channel F aan het bedrijf Zircon. Deze bracht de update van het systeem op de markt, hoewel deze eigenlijk gewoon nog door Fairchild was ontwikkeld. Het systeem was aan de binnenkant vrijwel gelijk aan de Channel F. De veranderingen zaten vooral in de behuizing. Het belangrijkste verschil was het weglaten van de speaker. Het geluid ging nu via de RF verbinding naar de TV, wat de speaker overbodig maakte. De originele Channel F staat al langer op mijn wensenlijstje, maar deze ge-update versie is simpelweg net even iets mooier! Nummer 1: Commodore SX-64 In mijn jeugd waren meerdere spel computers, maar er was meer één home computer: de Commodore 64. Deze heeft mij vanaf jonge leeftijd tot ver in mijn tienerjaren bezig gehouden. Er is dan ook veel persoonlijke liefde voor het systeem. Er zijn meerdere varianten van deze home computer gemaakt, maar dit is het systeem dat mijn interesse het meest heeft opgewekt. Het systeem is bedoeld als een draagbare variant voor de zakelijke markt. Het systeem had een ingebouwde monitor. De kleuren van het scherm waren omgedraaid: een witte achtergrond en blauwe letters. Dit om er voor te zorgen dat de tekst op het kleine scherm goed leesbaar was. Er was een ingebouwde disk drive. En uiteraard kon een toetsenbord niet ontbreken. Het systeem was helaas niet erg succesvol. Mede door concurrentie, maar ook omdat er keuzes in het productieproces werden gemaakt die niet goed uitpakte. Zo werd de RF uitgang weggelaten, waardoor je het systeem niet op een willekeurige TV kon aansluiten. Het scherm was klein en er was geen aansluitingsmogelijkheid voor een datassette. Het systeem was ook nog eens behoorlijk zwaar, zo'n 10.5 kilo. Als laatste moet genoemd worden, dat gebruikers het scherm klein vonden. Klinkt wellicht niet als een erg positief verhaal, maar desondanks spreekt het systeem tot mijn verbeelding. Een eigen portable Commodore 64, hoe gaaf is dat? En toen...
... was mijn wishlist compleet. De vijf systemen die voor mij ieder op zich een holy grail zijn. Sommige makkelijker te vinden, de anderen wat moeilijker. Natuurlijk is een verzameling nooit compleet, en naast deze top 5 zijn er echt nog wel meer wensen. Het zou geweldig zijn om ooit alle vijf de systemen in mijn verzameling te kunnen opnemen. Maar ach, er moet ook nog altijd iets te wensen overblijven, nietwaar? Commodore 64 In januari 1982 werd de Commodore 64 gepresenteerd. Een home computer, die de mogelijkheden voor een video game beleving thuis moest vergroten. Dat betekende betere graphics en beter geluid dan alle andere apparaten in de markt. Een kwalitatief goed apparaat dus, maar dan wel ook voor een betaalbare prijs. Het bleek mogelijk en mede dankzij een gebrek aan serieuze competitie in de startfase, was de Commodore 64 direct vanaf de start een groot succes. De Commodore 64 kwam oorspronkelijk op de markt voor 595 dollar, daar waar de directe concurrenten ruim boven de 1.000 dollar uitkwamen. Hoewel de schattingen van de verkopen van de Commodore 64 ver uit één lopen, staat het bekend als de beste verkochte computer ooit. Jeugd Mijn eigen jeugd heeft zich veelal achter de Commodore 64 doorgebracht. Ik was een "end consumer" en heb vele uren besteed aan het spelen van video games en zo nu en dan deed ik een poging om te programmeren in Basic. Één Commodore 64 bleek zelfs niet genoeg. Na het einde van de levensduur van de eerste C64 (het bruine model), kwam er nog een nieuwe (het witte, platte model). Als kind ervaar je het, zonder nadenken. Wat later had ik vriendjes met een Personal Computer. Dat had meer mogelijkheden dan een home computer. Dat zal best, maar het deed me weinig. Ik had kleur en goed geluid. In tegenstelling tot de bliepjes en de monochrome schermen van de personal computer destijds. Dat geluid, dat was machtig. Iets wat ook de gaming consoles uit die tijd, zoals de NES van Nintendo bijvoorbeeld, niet konden evenaren. Synthesizer Robbert "Bob" Yannes was een ingenieur met een muzikale achtergrond. Hij werd beïnvloed door de elektronische muziek uit zijn tijd, waarbij de synthesizer een bekend fenomeen was. Zelf was hij hobbyist en maakte elektronische muziek. Bob was betrokken hij de ontwikkeling van de Commodore 64. Hij had grootste plannen voor een muzikale chip, die in staat zou zijn muziek af te spelen van hoge kwaliteit en met een sound vergelijkbaar met een synthesizer. Van alle grootse plannen werd uit tijdnood veel gestreept, want de Commodore 64 moest in januari 1982 gepresenteerd kunnen worden. Door dit gegeven was Bob zelf niet erg tevreden met zijn eindproduct: de 6581 SID (Sound Interface Device). Hoewel de oorspronkelijke plannen dan wel niet geheel in de chip werden gerealiseerd, was de chip ver uit het beste van wat er in 1982 op de markt was. De programmeerbare chip maakte het mogelijk om synthesizer geluiden te produceren. De chip bevatte drie afzonderlijk te programmeren kanalen (oscillators) en nog wat andere specifieke opties zoals een filter en ringmodulatie. Dit alles zorgde er voor dat je met de juiste kennis volwaardige muziek kon maken. Hier werd door video game makers uitgebreid gebruik van gemaakt, waardoor deze chip uiteindelijk voor een groot deel het succes van de Commodore 64 bepaalde. Bob Yannes zou uiteindelijk Commodore verlaten om het bedrijf Ensoniq te starten, en maakte daar met name samplers en synthesizers. Commando De muziek voor de Commodore 64 werd veelal geschreven in machine taal. Dit maakte het nodig dat iemand moest kunnen programmeren om muziek te kunnen maken. En dat is dus niet simpelweg een doorsnee muzikant. Er waren echter enkele programmeurs die in staat waren het programmeren te combineren met muzikaliteit. Rob Hubbard was wel al bekend met muziek en hij besloot zich het programmeren van de SID chip eigen te maken. Hij deed dit met succes. Op een dag ontving hij een om 14.00u 's middags een telefoontje van software maker Elite. Ze hadden een treinticket voor hem gekocht, boden hem een bedrag, hoog genoeg om alles uit zijn handen te laten vallen en naar Birmingham te vertrekken. Ze hadden een game, Commando, en waren wanhopig op zoek naar iemand die de game kon voorzien van muziek en de bijbehorende geluidseffecten in de game zelf. Op een gegeven moment komt hij aan op het kantoor en terwijl de medewerkers zelf allemaal naar huis vertrokken, begon hij aan zijn werk. Commando voor de C64 was een port van de Arcade versie. Rob luisterde naar de muziek van deze versie en gaf er zijn eigen draai aan voor de C64. De volgende ochtend, nog voor de medewerkers aan hun nieuwe dag begonnen, was hij na een nacht doorhalen klaar met zijn werk. Het resultaat werd één van de bekendste tunes van de C64. Leuk detail: op het kantoor stonden meerdere tafels met meerdere Commodore 64 computers in een ruimte en Rob Hubbard zorgde er voor dat álle aanwezige apparaten zijn nieuwe tune afspeelden op het moment dat de medewerkers binnen kwamen voor een nieuwe werkdag. Heerschappij Veel software producenten erkenden de kracht van de muziek van een videogame. Het verbetert de beleving van de speler en heeft daardoor écht een toegevoegde waarde. In tegenstelling tot tijdgenoten zoals Atari en Apple, stond Commodore niet negatief ten opzichte van onafhankelijke software ontwikkelaars. Bekende ontwikkelaars zoals Ocean en Elite maakte software voor de Commodore 64, gebruikmakend van de mogelijkheden die het apparaat te bieden had. Waaronder de SID chip. Natuurlijk waren de graphics goed en natuurlijk was er door de uitnodigende opstelling van Commodore een overvloed aan games. Maar iedereen die bekend is met de Commodore, vraag jezelf eens af: Wat zijn je beste C64 herinneringen? Als ik die vraag moet beantwoorden: The Great Giana Sisters (met muziek van Chris Hülsbeck), International Karate (met muziek van Rob Hubbard) en wellicht een vreemde eend in de bijt: The Defbeat Music Collection II (met muziek van Yavuz Sükür, alias Defbeat). De muziek was magisch, zijn tijd ver vooruit en resoneerde met de synthesizer pop muziek uit die tijd. De SID chip was de grootste bepalende factor die de langdurige heerschappij van de Commodore 64 bepaalde. Pushen Zelfs met normaal gebruik was de chip al uniek. Maar het heeft tot op de dag van vandaag nog vele volgers, die de mogelijkheden van de chip tot het uiterste benutten. Het pushen van de chip is iets wat al vroeg begon. Met name de 6581 variant van de chip had wat bugs. Hoewel bug misschien niet het goede woord is, want deze bugs werden ten goede gebruikt. In de jaren 80 was sampling sterk in opkomst. Maar dit was niet iets was je met een SID kon doen, toch? De bekendste 'bug' van de SID echter, was die van het volume register. Telkens als deze werd aangepast, was er een geluid hoorbaar. En dit geluid, zo bleek, was aan te passen. Door gebruik te maken van deze fout in het design van de chip, kon men een virtuele 4e kanaal creëren. Met de komst van de verbeterde versie, de 8580 chip, was de 'fout' uit het design gehaald. Bijkomend probleem: de vernieuwde chip speelde de samples niet meer hoorbaar af! Later werd er een nieuwe manier gevonden om hetzelfde effect te bereiken, door een kanaal te gebruiken om dezelfde volume register afwijking te simuleren. Er kwam randapparatuur op de markt, die men kon gebruiken om zelf samples te creëren. En dit is waar Jeroen Tel om de hoek komt kijken. Turbo Outrun Jeroen Tel is een Nederlander, die bekend staat om zijn muziek voor video games. Als jonge jongen leerde hij programmeren op de Commodore 64. Later richtte hij op 15 jarige leeftijd, samen met Charles Deenen, Maniacs of Noise op. Charles schreef voor Jeroen software om het programmeren makkelijker te maken en tegelijkertijd ook alle mogelijkheden van de chip te kunnen gebruiken. Op een Commodore bijeenkomst in Londen wist Jeroen een C64 Sound Sampler te bemachtigen. Dit was een cartridge die je aan kon sluiten op de Commodore 64 en die je in staat stelde je eigen samples te maken. Je kon er een microfoon op aansluiten, maar bijvoorbeeld ook een synthesizer. De samples duurde niet langer dan 1.4 seconden, maar je kon de geluiden vervolgens naar wens eindeloos herhalen. Jeroen ging los met het apparaat en... "1... 2... 3... Hit it! Outrun!". Een van de bekendste intro's op de Commodore 64 was een feit! Hij ging op zoek naar de juiste drum geluiden en maakte hier samples van, met behulp van een synthesizer die hij op de sound sampler aansloot. Jeroen gebruikte het virtuele 4e kanaal voor zijn samples en voegde op de andere drie standaard kanalen zijn muzikaliteit toe aan het geheel. En voila: De muziek voor Sega's Turbo Outrun was een feit. De muziek van Turbo Outrun wordt gezien als één van de beste tunes van de Commodore 64. Jeroen Tel won zelfs een award voor zijn topstuk: de "Best music on 8-bit computer 1989" award op de ECTS (European Computer Trade Show, jaarlijks gehouden in Londen tussen 1988 en 2004). Levensspanne De Commodore 64 had een lange levensspanne. Hij kwam in augustus 1982 op de markt en hield het lang vol. Er waren twee belangrijke oorzaken voor het einde van de Commodore 64: De PC en de 1541 disk drive. De PC was ontzettend in opkomst en de mogelijkheden groeide exponentieel. Veel ontwikkelaars maakte software voor de apparaten en het werd de snelst groeiende software markt. Daarnaast werd de disk drive gemaakt om de competitie aan te gaan met de PC, maar de kosten voor het maken van de disk drive waren fors. Met alle prijsdalingen die werden ingezet om de C64 te kunnen blijven verkopen, was de aanschafprijs van een disk drive uiteindelijk vrijwel gelijk aan de prijs van de C64 zelf. In maart 1994 werd aangekondigd dat in 1995 de productie van de computers zou stoppen. Een maand later echter, na bijna 12 jaar, was het schip gezonken en werd faillissement aangevraagd. Overleven
Vandaag de dag is de Commodore 64 nog altijd populair en wordt er naar verwachting begin 2018 een Commodore 64 mini uitgebracht. De oude Commodore 64 blijft een gewild object voor retro gamers. Maar het is meer dan dat, het is ook de aantrekkingskracht van de SID. Door de opkomst van 'chiptunes', worden de mogelijkheden van de oude computers levend gehouden. Uiteraard zijn er na de Commodore met zijn SID, nog betere computers verschenen, met nog beter geluid. Maar de SID neemt hierin een bijzondere plek in. Het geluid van de C64 was kenmerkend en blijft heden ten dage populair. De chip was eigenlijk ook een hybride van digitaal en analoog. Het filter namelijk, was analoog en niet digitaal, wat maakt dat elke C64 feitelijk nét iets anders klonk. Het had iets eigens en er zijn veel emulators te vinden, maar er is er geen één die een SID voor 100% kan na doen. Je kunt de liefde voor de SID vergelijken met het verschil tussen vinyl en cd. We weten allemaal dat een CD beter geluid heeft, maar toch heeft vinyl nog een sterke aantrekkingskracht op een grote groep mensen. Dat het geluid van de SID in Nederland belangrijk bleef na het einde van de Commodore 64, zien we bijvoorbeeld terug bij de Jeugd van Tegenwoordig. Bas Bron heeft Jeroen Tel's Rubicon tune gebruikt als inspiratie voor een compleet album! Ook was er in 2007 een heus C64 orkest, dat C64 tunes in klassieke vorm ten gehore bracht. Maar ook buiten de grenzen zien we dit terug: Denk aan de controverse rondom producer Timbaland. Hij heeft voor het nummer "Do It" van Nelly Firtado een C64 tune gesampled. Daarnaast is er ook nu nog een levendige demo scene, waarin nog steeds nieuwe SID muziek wordt gemaakt. De levensspanne van de Commodore is dan misschien beëindigd, maar het is duidelijk dat de SID nog altijd verder leeft. Herinneringen Eerder sprak ik over mijn beste Commodore 64 herinneringen. Hieronder in willekeurige volgorde de links naar de tunes op YouTube. m.youtube.com/watch?v=Ne-09Bs_bRo The Great Giana Sisters - Chris Hülsbeck Dit spel was 1 op 1 Super Mario van de Nes. Leuk spel om te spelen, maar ook een spel dat ik regelmatig laadde om de muziek te luisteren. m.youtube.com/watch?v=AJIiNiFZcpU Moonlight - Yavuz Süvür (Defbeat) Dit was een tune behorend tot de Defbeat Music Collection II. Het programma bestond uit 4 tunes, waarvan deze absoluut de beste was. Mooie demonstratie van de kracht van de SID. Het was geen game en toch heb ik dit regelmatig via de C64 opgestart. m.youtube.com/watch?v=WAZA2JfUZao International Karate - Rob Hubbard Ik vond het een goed spel, maar vond het vooral leuk om de ballen te deflecteren tussen twee levels in. Voor mij persoonlijk is dit nummer pure nostalgie. Must-sees m.youtube.com/watch?v=qrQuR1LHAVI Commando - Rob Hubbard Wat een tune, wat een game. Legendarische tune van Rob Hubbard. Je kunt het niet over de SID hebben zonder het over Rob Hubbard te hebben. Commando is hier van een goed voorbeeld. m.youtube.com/watch?v=qG82RMyS07Y Turbo Outrun - Jeroen Tel Dit is toch wel het Nederlandse top stuk. Een knap staaltje techniek gemixt met een knap staaltje muzikaliteit. m.youtube.com/watch?v=vo0sgcQNEic Yie Ar Kung-Fu - Martin Galway Martin Galway is nog niet eerder genoemd, maar is wel een grote naam binnen de C64 muziek. Hij is onder andere bekend om zijn muziek voor Arkanoid en Rambo: First Blood part II. Deze track is voor mij bijzonder, omdat ik zowel de muziek als de game fantastisch vind. m.youtube.com/watch?v=b68n5FZ1ASg Retrogade - Steve Rowlands Steve Rowlands was wellicht meer programmeur dan muzikant, maar er zijn geweldige tunes van hem in omloop. Dit is mijn favoriet. m.youtube.com/watch?v=PBgQYlkajig Last Ninja 2 - Matt Gray Je kunt op internet geen top 10 opzoeken of deze tune komt er in voor. Matt Gray heeft veel goede tracks gemaakt en is daarna ook door gegaan in de muziek. Dit is slechts een kleine selectie van wat er te vinden is. Er zijn veel meer goede composers met goede tunes te vinden, ook met nieuwe muziek van vandaag. Zie dit dan ook vooral als een voorgerecht en hopelijk heb ik je lekker genoeg kunnen maken om het diner voort te zetten! |